zondag 10 februari 2019

Feesten met God


Van kleins af aan ben ik gewend om wekelijks naar de kerk te gaan. Elke zondag, soms zelfs tweemaal, voegde ons gezin zich bij het weinige zondagsverkeer met de auto, op de fiets en dikwijls zelfs lopend (vijfendertig minuten heen en vijfendertig minuten terug. Genoeg tijd om al die energie kwijt te kunnen voordat ik weer die anderhalf uur stil moest zitten…)

Eigenlijk is het onwijs belachelijk hoe we -ik houd het even op mijn kerk, een hervormde gemeente waar een dominee de enige is die tijdens de dienst iets over God of gebod zegt en waar we met name psalmen zingen – als gemeente anderhalf uur stilzitten, nog maar nauwelijks onze monden openen voor psalmen en verder geen spier verrekken en zo’n dienst dan ‘eredienst’ wagen te noemen. Wat een lachertje. Zelfs voor de huldiging van Feyenoord wordt meer uit de kast gehaald dan voor de eredienst voor Abba die alles schiep en Zijn Zoon die Zijn leven gaf uit oneindige liefde voor ons. Dat is toch bizar, eigenlijk? Wat dat betreft, denk ik wel dat de evangelische gemeenten het over het algemeen qua lofprijzing en aanbidding wel beter hebben begrepen. Maar ook bij veel evangelische gemeenten heeft eigenlijk alleen de voorganger het woord. Sommige doen zo nu en dan wat met getuigenissen, bijvoorbeeld tijdens de doopdiensten, maar dat is dus meestal niet zo tijdens de reguliere erediensten.

Niet de eer van God lijkt meer het belangrijkste tijdens de diensten, maar orde en structuur, beheersing van de grote menigte en het voorkomen van chaos. Ironisch genoeg is het willen voorkomen van ‘goddeloze chaos’ hetgeen wat het meest in de weg zit om de wil van God te doen; namelijk: het liefhebben van God boven alles en je naaste als jezelf. Zolang wij de regels van de kerk onze behoefte om God te eren laten onderdrukken, houden we dan werkelijk boven alles van God?  Als we onszelf, zoals God ons heeft gemaakt en wanneer Hij in ons woont, verbergen om het maar te doen lijken alsof we het eens zijn met die regels, zodat we ‘erbij horen’, zijn we dan geen lichten onder korenmaten? Met andere woorden – we doen juist exact waar Jezus ons tégen waarschuwt in onder andere dus Mattheus 5:14-17 (BGT):

“Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘jullie zijn het zout in deze wereld. Zout heeft een sterke smaak. Maar als het zijn smaak verliest, kun je het niet opnieuw zout maken. Dan is het waardeloos en wordt het weggegooid. Jullie zijn het licht in deze wereld. Een stad op een berg is voor iedereen zichtbaar. Niemand zet een brandende lamp onder een emmer. Je zet een lamp juist hoog. Dan schijnt het licht voor alle mensen in huis. Zo moeten ook jullie een licht zijn en schijnen voor alle mensen. Dan zien ze de goede dingen die jullie doen. En dan zullen ze jullie hemelse Vader eren.’”

Alle mensen. Iedereen. Niet alleen de mensen die nog nooit van God hebben gehoord in Zuid-Amerika of Afrika, of waar men wel al niet heengaat. Juist ín de kerk, ín de gemeente hebben we stralende lichten en zoutend zout nodig. En niet van onder een emmer vandaan of korrels die op zout lijken, maar eigenlijk slechts uit wetten of regels voortkomen. Wetten zijn statisch. Pitloos, futloos, nietszeggend. Ténzij je tussen de regels door kan lezen en dankzij de geschiedenissen vooraf weet Wie ze heeft opgesteld en, even belangrijk, wáárom Hij ze heeft opgesteld. Dat laatste hoeft gelukkig niet met hoogdravende coda en intensieve studie worden ontcijferd, want Jezus heeft het doel van Gods wet luid en duidelijk bekend gemaakt met de al eerdergenoemde woorden: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Alles wat je verhindert dit te doen, gaat tegen Gods wil in en ontneemt Hem de eer.

Na mijn kritische analyse hierboven, zal het de bijdehante lezer niet zijn ontgaan dat ik aan het begin vertelde dat ik wekelijks naar zo’n ‘orde-boven-vrijwel-alles’-gemeente ga. Juist – ik ben een lichtje onder een emmer. Ik praat vaak niet zo soepel en ben erg geneigd om op mijn hoede te zijn voor mensen die te dichtbij proberen te komen. Maar ik ben ook erg eigenwijs en hard op weg om een gat in die emmer van angst en onzekerheid te branden. Ik ben heus geen heilig boontje, in gedachten kan ik mensen weleens wat aandoen en Jezus zegt dan dat ik niet beter ben dan iemand die werkelijk een moord pleegt. Niemand is heilig en puur zolang er nog ruimte is voor zonde in het hart en verstand. God heeft ons een vrije wil gegeven en zal ons hierin niet in de weg staan. Wel wil Hij ons leiden van de weg die ons doel als Zijn prachtige schepping doet missen naar Zijn Weg tot werkelijk geluk met Hem en met elkaar.

De inspiratie tot dit stukje kwam helemaal niet voort uit een kritische analyse van kerkdiensten. Het kwam juist voort uit een verlangen om God te eren zoals beschreven staat in Leviticus 3: 1-5 (BGT):

“De Heer zei verder tegen Mozes: ‘Als iemand een feestmaal wil houden, moet hij een koe of een stier offeren. Het dier moet gezond zijn en mag geen gebreken hebben. Degene die het offer brengt, moet zijn hand op de kop van het dier leggen. Daarna moet hij het slachten bij de ingang van de heilige tent. De priesters uit de familie van Aäron moeten het bloed langs de zijkanten van het altaar gieten. Een deel van het offer moet aangeboden worden aan de Heer. De rest is voor het feestmaal. Voor de Heer zijn de vette delen: het vet dat aan de ingewanden zit, de twee nieren en het vet van de nieren. En ook het vette stukje van de lever is voor de Heer. Dit stukje moet tegelijk met de nieren verwijderd worden. De priesters moeten dat allemaal op het vuur op het altaar leggen. Dan moeten ze alles verbranden, tegelijk met de andere offers. Zo’n offer heeft een heerlijke geur. Het is een geschenk voor de Heer, dat hij graag aanneemt.’”

Misschien denk je nu: ‘ als jij zo graag wil offeren, doe je je best maar. Dit is toch niet wat God echt wil? Dat we dieren aan Hem gaan offeren en bloed over een altaar laten stromen. Het hoeft niet meer na Jezus’ ultieme offer, toch?’ Ik ben een rechtdoorzeese, nuchtere Rotterdamse, maar ik ken God ook langer dan vandaag. Wanneer het op de Bijbel aankomt, is de volgende afkorting erg van belang: L.S.D. Nee- niet de afkorting van de enge drug, maar de afkorting zoals ik die op de verpleegkunde opleiding heb geleerd het eerste jaar: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. Het staat voor een actieve luisterhouding, welke essentieel is voor een verpleegkundige. Het zoeken naar de hulpvraag achter de hulpvraag of het verhaal van de patiënt. Wat vraagt God werkelijk van Zijn volk met deze tekst? Bloed? Lekker vlees? Een perfect volgens alle regels geleverd offer, zodat Hij maar niet boos wordt? Tuurlijk niet. God is een God van Liefde en relaties. Hij wilde en wil gewoon het feest meevieren. Bij hen zijn en betrokken worden tot hun geluk op dat moment. Hij wil dat nog steeds. Het uitgieten van het bloed van het dier was en is voor God nog wel een bitter randje, denk ik. Hij had de dieren niet gemaakt om op te laten eten. Verwonderlijk is het eigenlijk hoe God zich telkens aanpast aan de mensen om een relatie aan te kunnen gaan. Zo ging het al vanaf het moment dat Adam kon ademen en God vroeg om een gelijkwaardig mens. Eva werd op zijn verzoek gemaakt. Ook na de zondeval maakte God de eerste kleren voor Adam en Eva, omdat zij zich schaamden. Keer op keer past Hij zich aan om contact met ons te krijgen en wat doen wij? We houden een keurig dienstje elke week, doen een zielige poging tot evangeliseren volgens ‘de kerk waar de waarheid over Gods Woord wordt gepredikt’ en proberen ons niet al te veel  te schamen als we moeten bidden voor onze boterham tussen de middag op het werk. Het is gewoon om te janken. Hij wil er zo graag bij zijn en geluk en verdriet met ons delen, maar er is geen ruimte voor. Hij wil dat we elkaar ook liefhebben en met elkaar meeleven en samen een stralend licht vormen, maar we zitten geruisloos te luisteren naar een man op een preekstoel, doen Bijbelstudies notabene blijkbaar ook al volgens een of ander reglement of protocol en staan telkens in dezelfde groepjes bij het koffiedrinken of -als we in een dapper bui zijn -  vragen nietszeggende vragen aan eenzame onbekenden of vage kennissen. Zelfs schapen blaten luidkeels onder het gehoor van een herder. Wij hebben een stem, hoor, mensen, allemaal. We zijn allemaal lichten en zouden allemaal op onze eigen manier moeten kunnen schijnen. Al helemaal tijden een eredienst.

Is het dan allemaal kommer en kwel? Welnee, het is goed om over Gods Woord te leren van iemand die dit grondig onderzocht heeft en kennis heeft van de achtergronden bij de geschiedenissen en tradities. Maar als dat en het zingen van wat liedjes het enige is…waar is dan Davids dans? Het feestmaal dat het avondmaal eigenlijk was, dat men samen hield, waarin men met elkaar praatte en at? Waar zijn de tempelzangers en instrumenten die we wel benoemen in de psalmen, maar die in mijn kerk op het orgel na niet aanwezig zijn tijdens de reguliere diensten. Hoe Bijbelgetrouw is een kerk en haar regels werkelijk? Wat is een ‘eredienst’ eigenlijk echt als je het aan God zou vragen? Ik wil de komende tijd op zoek gaan naar antwoorden op deze vragen. Ik stel geen begin of einddata’s meer of themaweken die ik voorheen aanhield. Ik wil gewoon antwoorden op mijn vragen vinden in de Bijbel en allicht de Joodse tradities. Lees je met me mee?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten