Van kleins af aan ben ik gewend om wekelijks naar de
kerk te gaan. Elke zondag, soms zelfs tweemaal, voegde ons gezin zich bij het
weinige zondagsverkeer met de auto, op de fiets en dikwijls zelfs lopend (vijfendertig
minuten heen en vijfendertig minuten terug. Genoeg tijd om al die energie kwijt
te kunnen voordat ik weer die anderhalf uur stil moest zitten…)
Eigenlijk is het onwijs belachelijk hoe we -ik houd het even
op mijn kerk, een hervormde gemeente waar een dominee de enige is die tijdens
de dienst iets over God of gebod zegt en waar we met name psalmen zingen – als
gemeente anderhalf uur stilzitten, nog maar nauwelijks onze monden openen voor
psalmen en verder geen spier verrekken en zo’n dienst dan ‘eredienst’ wagen te
noemen. Wat een lachertje. Zelfs voor de huldiging van Feyenoord wordt meer uit
de kast gehaald dan voor de eredienst voor Abba die alles schiep en Zijn Zoon
die Zijn leven gaf uit oneindige liefde voor ons. Dat is toch bizar, eigenlijk?
Wat dat betreft, denk ik wel dat de evangelische gemeenten het over het
algemeen qua lofprijzing en aanbidding wel beter hebben begrepen. Maar ook bij
veel evangelische gemeenten heeft eigenlijk alleen de voorganger het woord.
Sommige doen zo nu en dan wat met getuigenissen, bijvoorbeeld tijdens de
doopdiensten, maar dat is dus meestal niet zo tijdens de reguliere erediensten.
Niet de eer van God lijkt meer het belangrijkste tijdens de
diensten, maar orde en structuur, beheersing van de grote menigte en het
voorkomen van chaos. Ironisch genoeg is het willen voorkomen van ‘goddeloze
chaos’ hetgeen wat het meest in de weg zit om de wil van God te doen; namelijk:
het liefhebben van God boven alles en je naaste als jezelf. Zolang wij de
regels van de kerk onze behoefte om God te eren laten onderdrukken, houden we
dan werkelijk boven alles van God? Als
we onszelf, zoals God ons heeft gemaakt en wanneer Hij in ons woont, verbergen
om het maar te doen lijken alsof we het eens zijn met die regels, zodat we
‘erbij horen’, zijn we dan geen lichten onder korenmaten? Met andere woorden –
we doen juist exact waar Jezus ons tégen waarschuwt in onder andere dus
Mattheus 5:14-17 (BGT):
“Jezus zei tegen zijn
leerlingen: ‘jullie zijn het zout in deze wereld. Zout heeft een sterke smaak.
Maar als het zijn smaak verliest, kun je het niet opnieuw zout maken. Dan is
het waardeloos en wordt het weggegooid. Jullie zijn het licht in deze wereld.
Een stad op een berg is voor iedereen
zichtbaar. Niemand zet een brandende lamp onder een emmer. Je zet een lamp
juist hoog. Dan schijnt het licht voor alle
mensen in huis. Zo moeten ook jullie een licht zijn en schijnen voor alle mensen. Dan zien ze de goede
dingen die jullie doen. En dan zullen ze jullie hemelse Vader eren.’”
Alle mensen. Iedereen. Niet alleen de mensen die nog nooit
van God hebben gehoord in Zuid-Amerika of Afrika, of waar men wel al niet
heengaat. Juist ín de kerk, ín de gemeente hebben we stralende lichten en
zoutend zout nodig. En niet van onder een emmer vandaan of korrels die op zout
lijken, maar eigenlijk slechts uit wetten of regels voortkomen. Wetten zijn
statisch. Pitloos, futloos, nietszeggend. Ténzij je tussen de regels door kan
lezen en dankzij de geschiedenissen vooraf weet Wie ze heeft opgesteld en, even
belangrijk, wáárom Hij ze heeft opgesteld. Dat laatste hoeft gelukkig niet met
hoogdravende coda en intensieve studie worden ontcijferd, want Jezus heeft het
doel van Gods wet luid en duidelijk bekend gemaakt met de al eerdergenoemde
woorden: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Alles wat je
verhindert dit te doen, gaat tegen Gods wil in en ontneemt Hem de eer.
Na mijn kritische analyse hierboven, zal het de bijdehante
lezer niet zijn ontgaan dat ik aan het begin vertelde dat ik wekelijks naar
zo’n ‘orde-boven-vrijwel-alles’-gemeente ga. Juist – ik ben een lichtje onder
een emmer. Ik praat vaak niet zo soepel en ben erg geneigd om op mijn hoede te
zijn voor mensen die te dichtbij proberen te komen. Maar ik ben ook erg
eigenwijs en hard op weg om een gat in die emmer van angst en onzekerheid te
branden. Ik ben heus geen heilig boontje, in gedachten kan ik mensen weleens
wat aandoen en Jezus zegt dan dat ik niet beter ben dan iemand die werkelijk
een moord pleegt. Niemand is heilig en puur zolang er nog ruimte is voor zonde
in het hart en verstand. God heeft ons een vrije wil gegeven en zal ons hierin
niet in de weg staan. Wel wil Hij ons leiden van de weg die ons doel als Zijn
prachtige schepping doet missen naar Zijn Weg tot werkelijk geluk met Hem en
met elkaar.
De inspiratie tot dit stukje kwam helemaal niet voort uit
een kritische analyse van kerkdiensten. Het kwam juist voort uit een verlangen
om God te eren zoals beschreven staat in Leviticus 3: 1-5 (BGT):
“De Heer zei verder
tegen Mozes: ‘Als iemand een feestmaal
wil houden, moet hij een koe of een stier offeren. Het dier moet gezond
zijn en mag geen gebreken hebben. Degene die het offer brengt, moet zijn hand
op de kop van het dier leggen. Daarna moet hij het slachten bij de ingang van
de heilige tent. De priesters uit de familie van Aäron moeten het bloed langs
de zijkanten van het altaar gieten. Een
deel van het offer moet aangeboden worden aan de Heer. De rest is voor het feestmaal. Voor de Heer zijn de vette delen:
het vet dat aan de ingewanden zit, de twee nieren en het vet van de nieren. En
ook het vette stukje van de lever is voor de Heer. Dit stukje moet tegelijk met
de nieren verwijderd worden. De priesters moeten dat allemaal op het vuur op
het altaar leggen. Dan moeten ze alles
verbranden, tegelijk met de andere offers. Zo’n offer heeft een heerlijke geur.
Het is een geschenk voor de Heer, dat hij graag aanneemt.’”
Misschien denk je nu: ‘ als jij zo graag wil offeren, doe je
je best maar. Dit is toch niet wat God echt wil? Dat we dieren aan Hem gaan
offeren en bloed over een altaar laten stromen. Het hoeft niet meer na Jezus’
ultieme offer, toch?’ Ik ben een rechtdoorzeese, nuchtere Rotterdamse, maar ik
ken God ook langer dan vandaag. Wanneer het op de Bijbel aankomt, is de
volgende afkorting erg van belang: L.S.D. Nee- niet de afkorting van de enge
drug, maar de afkorting zoals ik die op de verpleegkunde opleiding heb geleerd
het eerste jaar: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. Het staat voor een actieve
luisterhouding, welke essentieel is voor een verpleegkundige. Het zoeken naar
de hulpvraag achter de hulpvraag of het verhaal van de patiënt. Wat vraagt God
werkelijk van Zijn volk met deze tekst? Bloed? Lekker vlees? Een perfect
volgens alle regels geleverd offer, zodat Hij maar niet boos wordt? Tuurlijk
niet. God is een God van Liefde en relaties. Hij wilde en wil gewoon het feest
meevieren. Bij hen zijn en betrokken worden tot hun geluk op dat moment. Hij
wil dat nog steeds. Het uitgieten van het bloed van het dier was en is voor God
nog wel een bitter randje, denk ik. Hij had de dieren niet gemaakt om op te
laten eten. Verwonderlijk is het eigenlijk hoe God zich telkens aanpast aan de
mensen om een relatie aan te kunnen gaan. Zo ging het al vanaf het moment dat
Adam kon ademen en God vroeg om een gelijkwaardig mens. Eva werd op zijn
verzoek gemaakt. Ook na de zondeval maakte God de eerste kleren voor Adam en
Eva, omdat zij zich schaamden. Keer op keer past Hij zich aan om contact met
ons te krijgen en wat doen wij? We houden een keurig dienstje elke week, doen
een zielige poging tot evangeliseren volgens ‘de kerk waar de waarheid over
Gods Woord wordt gepredikt’ en proberen ons niet al te veel te schamen als we moeten bidden voor onze
boterham tussen de middag op het werk. Het is gewoon om te janken. Hij wil er
zo graag bij zijn en geluk en verdriet met ons delen, maar er is geen ruimte
voor. Hij wil dat we elkaar ook liefhebben en met elkaar meeleven en samen een
stralend licht vormen, maar we zitten geruisloos te luisteren naar een man op
een preekstoel, doen Bijbelstudies notabene blijkbaar ook al volgens een of
ander reglement of protocol en staan telkens in dezelfde groepjes bij het
koffiedrinken of -als we in een dapper bui zijn - vragen nietszeggende vragen aan eenzame
onbekenden of vage kennissen. Zelfs schapen blaten luidkeels onder het gehoor
van een herder. Wij hebben een stem, hoor, mensen, allemaal. We zijn allemaal
lichten en zouden allemaal op onze eigen manier moeten kunnen schijnen. Al
helemaal tijden een eredienst.
Is het dan allemaal kommer en kwel? Welnee, het is goed om
over Gods Woord te leren van iemand die dit grondig onderzocht heeft en kennis
heeft van de achtergronden bij de geschiedenissen en tradities. Maar als dat en
het zingen van wat liedjes het enige is…waar is dan Davids dans? Het feestmaal
dat het avondmaal eigenlijk was, dat men samen hield, waarin men met elkaar
praatte en at? Waar zijn de tempelzangers en instrumenten die we wel benoemen
in de psalmen, maar die in mijn kerk op het orgel na niet aanwezig zijn tijdens
de reguliere diensten. Hoe Bijbelgetrouw is een kerk en haar regels werkelijk? Wat
is een ‘eredienst’ eigenlijk echt als je het aan God zou vragen? Ik wil de
komende tijd op zoek gaan naar antwoorden op deze vragen. Ik stel geen begin of
einddata’s meer of themaweken die ik voorheen aanhield. Ik wil gewoon antwoorden
op mijn vragen vinden in de Bijbel en allicht de Joodse tradities. Lees je met
me mee?