zondag 10 februari 2019

Feesten met God


Van kleins af aan ben ik gewend om wekelijks naar de kerk te gaan. Elke zondag, soms zelfs tweemaal, voegde ons gezin zich bij het weinige zondagsverkeer met de auto, op de fiets en dikwijls zelfs lopend (vijfendertig minuten heen en vijfendertig minuten terug. Genoeg tijd om al die energie kwijt te kunnen voordat ik weer die anderhalf uur stil moest zitten…)

Eigenlijk is het onwijs belachelijk hoe we -ik houd het even op mijn kerk, een hervormde gemeente waar een dominee de enige is die tijdens de dienst iets over God of gebod zegt en waar we met name psalmen zingen – als gemeente anderhalf uur stilzitten, nog maar nauwelijks onze monden openen voor psalmen en verder geen spier verrekken en zo’n dienst dan ‘eredienst’ wagen te noemen. Wat een lachertje. Zelfs voor de huldiging van Feyenoord wordt meer uit de kast gehaald dan voor de eredienst voor Abba die alles schiep en Zijn Zoon die Zijn leven gaf uit oneindige liefde voor ons. Dat is toch bizar, eigenlijk? Wat dat betreft, denk ik wel dat de evangelische gemeenten het over het algemeen qua lofprijzing en aanbidding wel beter hebben begrepen. Maar ook bij veel evangelische gemeenten heeft eigenlijk alleen de voorganger het woord. Sommige doen zo nu en dan wat met getuigenissen, bijvoorbeeld tijdens de doopdiensten, maar dat is dus meestal niet zo tijdens de reguliere erediensten.

Niet de eer van God lijkt meer het belangrijkste tijdens de diensten, maar orde en structuur, beheersing van de grote menigte en het voorkomen van chaos. Ironisch genoeg is het willen voorkomen van ‘goddeloze chaos’ hetgeen wat het meest in de weg zit om de wil van God te doen; namelijk: het liefhebben van God boven alles en je naaste als jezelf. Zolang wij de regels van de kerk onze behoefte om God te eren laten onderdrukken, houden we dan werkelijk boven alles van God?  Als we onszelf, zoals God ons heeft gemaakt en wanneer Hij in ons woont, verbergen om het maar te doen lijken alsof we het eens zijn met die regels, zodat we ‘erbij horen’, zijn we dan geen lichten onder korenmaten? Met andere woorden – we doen juist exact waar Jezus ons tégen waarschuwt in onder andere dus Mattheus 5:14-17 (BGT):

“Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘jullie zijn het zout in deze wereld. Zout heeft een sterke smaak. Maar als het zijn smaak verliest, kun je het niet opnieuw zout maken. Dan is het waardeloos en wordt het weggegooid. Jullie zijn het licht in deze wereld. Een stad op een berg is voor iedereen zichtbaar. Niemand zet een brandende lamp onder een emmer. Je zet een lamp juist hoog. Dan schijnt het licht voor alle mensen in huis. Zo moeten ook jullie een licht zijn en schijnen voor alle mensen. Dan zien ze de goede dingen die jullie doen. En dan zullen ze jullie hemelse Vader eren.’”

Alle mensen. Iedereen. Niet alleen de mensen die nog nooit van God hebben gehoord in Zuid-Amerika of Afrika, of waar men wel al niet heengaat. Juist ín de kerk, ín de gemeente hebben we stralende lichten en zoutend zout nodig. En niet van onder een emmer vandaan of korrels die op zout lijken, maar eigenlijk slechts uit wetten of regels voortkomen. Wetten zijn statisch. Pitloos, futloos, nietszeggend. Ténzij je tussen de regels door kan lezen en dankzij de geschiedenissen vooraf weet Wie ze heeft opgesteld en, even belangrijk, wáárom Hij ze heeft opgesteld. Dat laatste hoeft gelukkig niet met hoogdravende coda en intensieve studie worden ontcijferd, want Jezus heeft het doel van Gods wet luid en duidelijk bekend gemaakt met de al eerdergenoemde woorden: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Alles wat je verhindert dit te doen, gaat tegen Gods wil in en ontneemt Hem de eer.

Na mijn kritische analyse hierboven, zal het de bijdehante lezer niet zijn ontgaan dat ik aan het begin vertelde dat ik wekelijks naar zo’n ‘orde-boven-vrijwel-alles’-gemeente ga. Juist – ik ben een lichtje onder een emmer. Ik praat vaak niet zo soepel en ben erg geneigd om op mijn hoede te zijn voor mensen die te dichtbij proberen te komen. Maar ik ben ook erg eigenwijs en hard op weg om een gat in die emmer van angst en onzekerheid te branden. Ik ben heus geen heilig boontje, in gedachten kan ik mensen weleens wat aandoen en Jezus zegt dan dat ik niet beter ben dan iemand die werkelijk een moord pleegt. Niemand is heilig en puur zolang er nog ruimte is voor zonde in het hart en verstand. God heeft ons een vrije wil gegeven en zal ons hierin niet in de weg staan. Wel wil Hij ons leiden van de weg die ons doel als Zijn prachtige schepping doet missen naar Zijn Weg tot werkelijk geluk met Hem en met elkaar.

De inspiratie tot dit stukje kwam helemaal niet voort uit een kritische analyse van kerkdiensten. Het kwam juist voort uit een verlangen om God te eren zoals beschreven staat in Leviticus 3: 1-5 (BGT):

“De Heer zei verder tegen Mozes: ‘Als iemand een feestmaal wil houden, moet hij een koe of een stier offeren. Het dier moet gezond zijn en mag geen gebreken hebben. Degene die het offer brengt, moet zijn hand op de kop van het dier leggen. Daarna moet hij het slachten bij de ingang van de heilige tent. De priesters uit de familie van Aäron moeten het bloed langs de zijkanten van het altaar gieten. Een deel van het offer moet aangeboden worden aan de Heer. De rest is voor het feestmaal. Voor de Heer zijn de vette delen: het vet dat aan de ingewanden zit, de twee nieren en het vet van de nieren. En ook het vette stukje van de lever is voor de Heer. Dit stukje moet tegelijk met de nieren verwijderd worden. De priesters moeten dat allemaal op het vuur op het altaar leggen. Dan moeten ze alles verbranden, tegelijk met de andere offers. Zo’n offer heeft een heerlijke geur. Het is een geschenk voor de Heer, dat hij graag aanneemt.’”

Misschien denk je nu: ‘ als jij zo graag wil offeren, doe je je best maar. Dit is toch niet wat God echt wil? Dat we dieren aan Hem gaan offeren en bloed over een altaar laten stromen. Het hoeft niet meer na Jezus’ ultieme offer, toch?’ Ik ben een rechtdoorzeese, nuchtere Rotterdamse, maar ik ken God ook langer dan vandaag. Wanneer het op de Bijbel aankomt, is de volgende afkorting erg van belang: L.S.D. Nee- niet de afkorting van de enge drug, maar de afkorting zoals ik die op de verpleegkunde opleiding heb geleerd het eerste jaar: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. Het staat voor een actieve luisterhouding, welke essentieel is voor een verpleegkundige. Het zoeken naar de hulpvraag achter de hulpvraag of het verhaal van de patiënt. Wat vraagt God werkelijk van Zijn volk met deze tekst? Bloed? Lekker vlees? Een perfect volgens alle regels geleverd offer, zodat Hij maar niet boos wordt? Tuurlijk niet. God is een God van Liefde en relaties. Hij wilde en wil gewoon het feest meevieren. Bij hen zijn en betrokken worden tot hun geluk op dat moment. Hij wil dat nog steeds. Het uitgieten van het bloed van het dier was en is voor God nog wel een bitter randje, denk ik. Hij had de dieren niet gemaakt om op te laten eten. Verwonderlijk is het eigenlijk hoe God zich telkens aanpast aan de mensen om een relatie aan te kunnen gaan. Zo ging het al vanaf het moment dat Adam kon ademen en God vroeg om een gelijkwaardig mens. Eva werd op zijn verzoek gemaakt. Ook na de zondeval maakte God de eerste kleren voor Adam en Eva, omdat zij zich schaamden. Keer op keer past Hij zich aan om contact met ons te krijgen en wat doen wij? We houden een keurig dienstje elke week, doen een zielige poging tot evangeliseren volgens ‘de kerk waar de waarheid over Gods Woord wordt gepredikt’ en proberen ons niet al te veel  te schamen als we moeten bidden voor onze boterham tussen de middag op het werk. Het is gewoon om te janken. Hij wil er zo graag bij zijn en geluk en verdriet met ons delen, maar er is geen ruimte voor. Hij wil dat we elkaar ook liefhebben en met elkaar meeleven en samen een stralend licht vormen, maar we zitten geruisloos te luisteren naar een man op een preekstoel, doen Bijbelstudies notabene blijkbaar ook al volgens een of ander reglement of protocol en staan telkens in dezelfde groepjes bij het koffiedrinken of -als we in een dapper bui zijn -  vragen nietszeggende vragen aan eenzame onbekenden of vage kennissen. Zelfs schapen blaten luidkeels onder het gehoor van een herder. Wij hebben een stem, hoor, mensen, allemaal. We zijn allemaal lichten en zouden allemaal op onze eigen manier moeten kunnen schijnen. Al helemaal tijden een eredienst.

Is het dan allemaal kommer en kwel? Welnee, het is goed om over Gods Woord te leren van iemand die dit grondig onderzocht heeft en kennis heeft van de achtergronden bij de geschiedenissen en tradities. Maar als dat en het zingen van wat liedjes het enige is…waar is dan Davids dans? Het feestmaal dat het avondmaal eigenlijk was, dat men samen hield, waarin men met elkaar praatte en at? Waar zijn de tempelzangers en instrumenten die we wel benoemen in de psalmen, maar die in mijn kerk op het orgel na niet aanwezig zijn tijdens de reguliere diensten. Hoe Bijbelgetrouw is een kerk en haar regels werkelijk? Wat is een ‘eredienst’ eigenlijk echt als je het aan God zou vragen? Ik wil de komende tijd op zoek gaan naar antwoorden op deze vragen. Ik stel geen begin of einddata’s meer of themaweken die ik voorheen aanhield. Ik wil gewoon antwoorden op mijn vragen vinden in de Bijbel en allicht de Joodse tradities. Lees je met me mee?

donderdag 3 mei 2018

Just my luck!


He he, na een relaxed dagje dierentuin, strek ik mijn armen uit naar de weerspiegeling van mijzelf in mijn laptopscherm. Vol goede moed laat ik mijn ogen gaan over de laatst geschreven passage van mijn literatuurstudie over eenzaamheid onder ouderen. Vandaag zal ik ‘m eens afronden. Eerst even mijn werk naast dat voorbeeld van school leggen…wacht. Wat is dit nu weer?!
Computercrashes, vertragingen met het OV, nervositeit, systeemfalen, ziekte, intimidatie, stalking, klappen, schoppen: pech. Het is net een valse kat die me op de hielen zit. Vaak kan ik er goed mee omgaan, weet ik ‘m te omzeilen en haalt het geluksvogeltje ‘m ternauwernood nog in ook. Maar je hebt van die dagen…nou ja, zoals vandaag dus. Ik wilde vol goede moed verdergaan met werken aan mijn literatuurstudie, maar het intranet van de hogeschool wordt momenteel verbouwd. Hierdoor had ik geen toegang tot de documenten die ik wilde raadplegen voor mijn onderzoek. Nu restte mij de keuze tussen blindvaren of even iets anders doen. Hief een schuin oog naar boven en mompelde: ‘serieus, Pa? Vind je het echt nodig om mijn paniekknop opnieuw uit te testen?’. Zuchtte eens gelaten. Wou dat ik die documenten gewoon gedownload had toen het nog kon. Moest ineens grinniken. Misschien wilde God me juist laten wennen aan die kleine paniekmomentjes, zodat ik minder snel in paniek zou raken en op termijn meer rust zou hebben in het omgaan met dit soort situaties. Of misschien is het een schreeuw om aandacht: ‘vertrouw op Mij! Laat je niet leiden door je eigen inzichten!’, zoals de tekst in Spreuken.

“Vertrouw op de HEER met heel je hart, steun niet op eigen inzicht. Denk aan Hem bij alles wat je doet,  dan baant Hij voor jou de weg.” Spreuken 3:5,6

Hoe het ook zij, we hebben allemaal weleens pech. Lichte tegenvallers. Zware klappen. Je hebt niet altijd alles in de hand. Maar God gelukkig wel en Hij laat nooit los wat Zijn Hand begon.

Ondoorgrondelijk zijn Uw Wegen,
Onvoorstelbaar is Uw Pad,
Ze komen mij niet altijd als gelegen,
Maar alles komt ten goede,
Zolang U mij bij de hand vat.

dinsdag 5 december 2017

Vrij zijn

“Jij bent christelijk he, maar ik begrijp het niet. Ik bedoel, hoe kan dat nou? Jij bent zo vrij!” Zei laatst iemand tegen mij. Het eerste wat in mij opkwam was: Tsja, misschien ben ik gewoon een heel slechte christen. Dat kan. Ik ben niet zo goed in al het ‘geëvangeliseer’ of ‘mensen tot Jezus brengen’. Ik vergeet vaak te bidden voor mijn eten, omdat ik andere dingen aan mijn hoofd heb. Bovendien vind ik het lastig om de balans te vinden tussen ‘oordeel niet’ en ‘waarschuw mensen’. Beide vallen me soms zwaar.


Ik kom dus over als zijnde ‘vrij’ en dat lijkt te schuren met het begrip ‘christen’. Lubach, mag ik je resetknop even lenen? Want sinds wanneer staan vrij zijn en christen zijn loodrecht tegenover elkaar? Is het niet bizar dat een geloof wat eens mensen bevrijdde van allerlei afgodendiensten en leefregels gemaakt om goden te plezieren en gruwelijke straffen te voorkomen, nu bekend staat als op z’n minst dus niet vrij. In de kerken belijden we met z’n allen dat God de mens van zonden vrij maakt, dat Jezus zegt dat je jezelf niet druk hoeft te maken over je dagelijkse beslommeringen en dus van die zorgen bent bevrijd. De wet van God was ook al bedoeld om te bevrijden en niet om mensen te binden. Huh? Maar er staan allemaal dingen in die je niet mag doen! Dat klopt. Maar stel je nou eens voor dat iedereen ter wereld zich aan die regels zou houden? Dan zouden mensen bewuster gaan leven, minder ondoordachte keuzes maken, waren er geen veiligheidsmaatregelen meer nodig als sloten of kluizen, geen wapens zouden er zijn en iedereen zou respectvol naar elkaar en de natuur toe zijn, had iedereen minimaal een dag in de week gewoon vrij van werk...kortom: iedereen zou vrij en onbezorgd zichzelf kunnen zijn. Het enige oordeel is dan nog te vellen over de smaak van een taart en het enige soort advies zou iets in de trend van een extra snufje kaneel zijn voor wat extra pit. Geen bijbedoelingen meer. Eigenlijk is het heel gewoon tevreden leven. Heerlijk toch?


dinsdag 4 juli 2017

Wie ben jij?

Wat definieert iemand? Hoe onderscheiden we voor een ander wat er bij hem of haar hoort en wat niet? Door te kijken naar wat ze doen? Hoe ze reageren? Wat er vanuit het verleden in zijn of haar “rugzakje” zit?

Stel dat een goede kennis, vriend of vriendin je vertelt dat hij of zij een ex-crimineel, voormalig verslaafde of wat dan ook is geweest. Is diegene dan ineens een compleet ander persoon? Ik kan uit ervaring zeggen dat dat voor mij in ieder geval niet zo is. Wanneer iemand mij vertelt over een heftige gebeurtenis in zijn of haar leven of over gemaakte keuzes die onwijs fout of stom zijn geweest, dan definieert dat niet die persoon. Ik ken niet diegene die de betreffende fouten heeft gemaakt. En zelfs al ken ik een persoon middenin een reeks stomme fouten, dan nog maakt dat niet die persoon. Absoluut niet. Waarom niet? – Simpel, ik houd van hen. Ik ken aspecten van hen die verder gaan dan woorden kunnen beschrijven.

Niemand IS een dronkaard, crimineel, hoer of verslaafde. Het is op zijn hoogst een status waarin men zich bevindt. Vergelijk het met wat in de gezondheidszorg tegen patiënten met chronische ziekten gezegd wordt: je bent niet je ziekte, jij bent jij en de ziekte is een bijkomstigheid.

Eerlijk gezegd, waardeer ik het meer wanneer iemand gewoon open en eerlijk is, hoe erg of pijnlijk de waarheid in zijn/haar ogen dan mag zijn, dan wanneer mensen zich beter voordoen dan ze zijn. Ik kan helemaal snappen dat Jezus in zijn tijd op aarde bedoelde toen Hij zei dat Hij niet gekomen was om de rechtvaardigen te roepen, maar om zondaars tot een beter leven te leiden (Lucas 5:31). Hoe kan ik nou oprecht delen in de vreugde van de successen van mensen die onoprecht tegenover mij staan? Ik ken hen niet. Ik weet niet wie ze zijn of waarom gebeurtenissen van betekenis zijn in hun leven. Het zou resulteren in een soort wals waarbij beide partners met zere tenen weg zou lopen. Dat betekent niet dat ik onwillig ben, ik wil best meelachen, maar ik weet niet zo goed wat er te lachen valt.

Het gaat niet om het zijn van de perfecte mens. Want ook successen definiëren een persoon niet. Ook niet voor God. Al helemaal niet voor God. Er staat in de Bijbel dat zelfs het doen van wonderen en het geven van preken op zich eigenlijk nietszeggend zijn voor God (Mattheus 7: 21-23). Het gaat niet om wat je doet. Het gaat om wie je bent. Je zijn in Zijn Zijn. Dat heeft niet slechts een vaste vorm. De beschrijving van God en het Leven met en in Hem is oneindig en gaat nog elke dag verder. Het stopt niet bij de Bijbel. Er staat niet voor niks in de Bijbel “zoek eerst het koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid”. Door te zoeken, op welke manier dan ook, belooft de Bijbel dat je Hem zal vinden en ‘al het andere je gegeven zal worden’. Je mag dus zorgeloos op zoek gaan. Ik moet nu glimlachen als ik de tekst lees. Bij dit soort teksten merk ik toch dat wij mensen het evenbeeld van God zijn. Wij willen ook ‘gevonden’ worden. Verstopt achter successen en fouten zitten we vaak te wachten tot iemand ons vindt. Eenmaal gevonden door Hem, mogen we met Hem mee gaan zoeken naar Zijn verstopte Koninkrijk: mens voor mens. Wij brengen geen koninkrijken. Wij leiden God niet naar mensen. Wij gaan met Hém mee en Hij leert ons naar mensen te kijken zoals Hij dat doet: als verborgen schatten, de geliefde Koninklijke deelnemers van Zijn Koninkrijk. Hij nodigt hen uit om mee te zoeken, wij lopen met hen aan Zijn zij. De nieuwsgierigheid groeit met elke stap. Het is een levenslang avontuur waarin je vaak van de ene verbazing in de andere valt. Het is na zo’n avontuur dat je in de volgende anekdote net als de tweede man met een kinderlijke vanzelfsprekendheid achter Jezus aan de hemelpoorten binnen mag lopen:


Een man arriveert bij de spreekwoordelijke hemelpoort en aarzelt wat hij zal doen. Moet ik gewoon naar binnen lopen? vraagt hij zich af. Petrus, die in dit soort verhalen altijd dienst lijkt te hebben, ziet de onzekerheid op zijn gezicht, komt naar hem toe en vraagt of hij hulp nodig heeft.
“Ik weet niet wat ik nu moet doen”, begint de man. “Moet ik gewoon naar binnen gaan?”
“Dat hangt ervan af”, antwoordt Petrus met een glimlach.
“Waar hangt dat dan van af?” De man is zichtbaar verbaasd.
“Van het aantal punten dat je hebt verdiend”, ventileert Petrus.
“Punten? Heb ik punten nodig? Hoeveel?”
“Honderd.”
Honderd? denkt de man bij zichzelf. Dat kan geen probleem zijn. Ik heb zeker honderd punten verdiend. Hij richt zich weer tot Petrus. “De laatste vijftien jaar heb ik op zaterdagavond in de gaarkeuken gewerkt en voor de armen gezorgd.” Zijn stem klinkt hoopvol; het is meer een vraag dan een mededeling.
“Dat is prachtig”, roept Petrus uit. “Daar geef ik je één punt voor.”
“Eén punt?” De man is duidelijk geschokt en kijkt weer naar Petrus, die enthousiast staat te knikken. Op dat moment beseft de man dat het nog niet zo eenvoudig zal worden.
“Wel”, aarzelt hij, “ik ben 35 jaar voorganger geweest. Ik heb altijd gedaan wat er van me gevraagd werd. Gepreekt, stellen getrouwd, mensen raad gegeven en begrafenissen geleid…”
Petrus krijgt een strenge blik in zijn ogen. “Hm, ik weet niet…”
“Alsjeblieft Petrus, vijf-en-dertig jaar!”
Petrus denkt even na en begint dan te stralen. “Oké, daar geef ik je ook een punt voor!”
De man weet nu dat hij een ernstig probleem heeft. Zijn hele leven is al opgesomd in twee punten en nu moet hij er nog 98 bij elkaar sprokkelen.
Vanuit een ooghoek ziet hij iets bewegen. Aan de andere kant van de weg ziet hij een man die in dezelfde stad woonde als waar hij zijn bediening uitoefende. Hij kende hem niet goed; hij was het type dat met Kerst en Pasen naar de kerk ging. Hij herinnerde zich dat deze man in een koffieshop werkte en dat hij altijd vriendelijk overkwam, maar nooit erg betrokken was bij de religieuze gemeenschap. Tot zijn verbazing glimlacht de man, zwaait en loopt zonder een moment te aarzelen door de hemelpoort naar binnen.
“Wat?!” roept de voorganger uit en hij kijkt weer naar Petrus. “Wil je beweren dat deze vent honderd punten heeft?”
Petrus barst in lachen uit. “O, welnee. Hij speelt dit spelletje gewoon niet mee.”

(God is goed en ik niet en andere
leugens waar we wel in geloven,

Paul Young, blz. 97-98)

woensdag 20 januari 2016

AZC's enzo

Europa. Wie komt er binnen? – Geen idee. ’t Zullen vast allerlei soorten vogels, insecten en andere dieren zijn. Misschien dat het zaad van vreemde planten van over de Europese door de klimaatsverandering ineens wortel schiet in Europese grond. Wat doe je eraan? Voor men doorheeft dat ze er zijn, zijn ze al met velen. Veel muggen die ziektes veroorzaken in autobanden van een Chinese fabriek, veel blauwalgen in meren waar men graag in zwemt, te veel ganzen, herten en andere wezens waar we maar beperkt de ruimte voor zeggen te hebben. Lastige, overlastige wezens. O, er schijnen ook weleens mensen Europa binnen te komen. Ook maar beperkt hoor, alleen als we ze niet op makkelijke wijze weer terug naar hun eigen gebied kunnen bonjouren. Maar ja, mensen, ja, die waren er ook nog. Lastige, overlastige wezens.
            Mensen komen ook Europa binnen. Als het moet dan, hè. Of als ze iets hebben wat wij graag willen hebben. Kennis of zoiets schijnt dat tegenwoordig te zijn. Maar ja, mensen, hè, kennis of geen kennis, mensen heb je net als al het andere dat over de grens kan komen in allerlei soorten en maten. Je hebt goede mensen, slechte mensen, mensen die een beetje grijzig zijn…nee wacht…dat klopt niet. Je hebt alleen maar mensen, dat zegt al genoeg.
            Nu heb ik ergens gehoord dat er ook mensen bij zijn die, eh, hoe noem je het…o ja, vluchteling! Dat is het woord, ja, die vluchtelingen genoemd worden dus. Enne, die vluchtelingen hè, die komen uit een oorlogsgebied. Daar wordt nu nog steeds van alles opgeblazen, kapotgeschoten en al dat soort akeligheden. Maar goed, dat maakt natuurlijk niet uit, want het echte probleem is natuurlijk dat ze nou ineens naar ons Europa willen komen. Ho. Stop. Dat kan niet hoor! Ze horen hier helemaal niet! Ze zijn veel te anders, die kun je hier niet binnenlaten hoor, dat gaat gegarandeerd verkeerd!
            En ja hoor, het bewijs: in Keulen worden meisjes verkracht door een grote groep mannen waarbij vermoedelijk ook een aanzienlijk aantal Syriëgangers (dat waren die vluchtelingen dus) gezeten zouden hebben. Zie je nou wel! We hadden ze nooit binnen moeten laten! Ze zijn allemaal slecht, die vluchtelingen!
            Eh…maar ik dacht dat ze uit een oorlogsgebied kwamen? – Ja dus? ’t Zijn criminelen nu. Nou, ik wil niet heel vervelend zijn hoor, maar denk je niet dat als er oorlog is en er van alles wordt opgeblazen en kapotgeschoten, dat tussen de gebouwen die gedeeltelijk of geheel verwoest worden, er geen kans bestaat dat er een gevangenis tussen zit…ik bedoel, die wezens die daarin zitten, zijn ook mensen. Mensen die slechte dingen gedaan hebben en misschien nog steeds doen of willen doen. – Kan wel, maar die willen we hier niet, gooi ze er dan maar allemaal uit!
            Wie is dan de moordenaar?


“Kom je mee een gansje schieten? Of heb je liever hert vanavond? Wilde Syriër? ’t Is me om het even, maar een asielzoekerscentrum zullen we ze niet geven. Waren ze maar omgekomen in de golv’.”, zei de van zijn kledij ontdane wolf.