woensdag 13 januari 2016

Ootmoed komt na de val

Woedend was ik. Ik was even helemaal klaar met alles en iedereen vanmiddag. Ik kwam terug van een verschrikkelijk vervelend hertentamen – waarvan ik nu vrees dat ik ‘m opnieuw niet gehaald heb – en wilde mijn fiets pakken en zo snel mogelijk naar huis gaan om voor het tweede hertentamen te leren. Fiets weg. Ik ben wel vijf keer heen en weer gelopen langs de plek waar ik toch echt zeker wist dat hij zou moeten staan. Maar hij stond er niet.
            Gestolen. Was het eerste wat er in mij opkwam. Hij is vast gestolen! Ik had hem dan wel op het extra slot gezet, maar dat zegt niks. In mijn wanhoop begin ik tegen de eerste de beste vreemdeling te praten die zijn fiets neerzet in de buurt van waar mijn fiets spoorloos verdwenen was. “Mijn fiets is weg”, verzuchtte ik, “hij is gestolen denk ik.” Ik weet nog steeds niet waarom ik zomaar ineens tegen een vreemde begon te praten, maar achteraf ben ik blij dat ik het heb gedaan. De man wees terwijl hij zijn fiets op slot zette op een bord een eindje van de plek waar ik die middag in alle haast (ik wilde snel naar de plek waar ik mijn tentamens zou hebben, zodat ik nog eventjes last-minute wat dingetjes in mijn hoofd kon stampen waar ik nog niet zeker van was) mijn geliefde fiets had neergezet. Het bord gaf aan dat het verboden was om je fiets te parkeren op het plein. Ik keek van het bord naar de man die zojuist zijn fiets in hetzelfde gebied zette als waar de mijne was verdwenen. Terwijl hij het extra slot vastmaakte aan het voorwiel van zijn fiets, zei hij dat mijn fiets waarschijnlijk door de gemeente is weggehaald en dat ik het eventueel kon navragen op het treinstation vlakbij, omdat ze het daar wel gezien zouden hebben.
            Ik liep naar het station en sprak daar, na erachter te zijn gekomen dat de mensen naar wie de man mij verwees van niets wisten, met een stel beveiligers die me vertelden dat ik het nummer op het bord waar de man me eerder op wees, moest bellen en dat ze me bij de gemeente dan verder zouden helpen. In mijn blinde paniek was me het nummer onderaan het bord nog niet opgevallen, maar toen ik terug naar het bord liep, zag ik inderdaad een verkort telefoonnummer staan. Ik belde met inmiddels ijskoude vingers naar de gemeente die me een telefoonnummer en adres van het fietsendepot gaven waar mijn fiets vermoedelijk zou staan. Ik draaide dat nummer en kreeg te horen dat het tijdelijk niet te bereiken was. Langzaam begon de woede op te borrelen. Als ze dan stiekem mijn fiets weghalen terwijl ik mijn tentamens maak, laten ze dan in elk geval zorgen dat ze bereikbaar zijn buiten de reguliere pauzetijden, zodat ik diefstal in elk geval kan uitsluiten.
            Omdat ik liever niet compleet wilde bevriezen of wilde riskeren om ruim een halfuur voor niks naar het fietsendepot te lopen (ik dacht per slot van rekening dat ze misschien wel gesloten waren en daarom niet te bereiken waren per telefoon). Ging ik met de tram naar huis (gelukkig was ik die middag nog wel zo snugger om voor de zekerheid mijn ov-chipkaart bij me te steken).
            Eenmaal aangekomen op mijn kamer, probeerde ik opnieuw het fietsdepot te bellen. Dit keer (het was inmiddels bijna vier uur) werd er opgenomen. Uit het gesprek bleek dat mijn fiets inderdaad door de gemeente was weggehaald en dat ik een boete van vijfentwintig euro moest betalen voor het verkeerd plaatsen van mijn fiets. In de eerste instantie was ik opgelucht dat mijn fiets in ieder geval terecht was. Maar terwijl ik naar de bushalte liep om de zoveelste reis (ik was uiteindelijk ruim driekwartier onderweg naar het depot) te maken van die dag, voelde ik de woede in mij opborrelen. Waarom moesten ze nou net mijn fiets hebben? Nu moest ik al die moeite doen, verlies ik uren (ik ben van halfdrie ’s middags tot uiteindelijk zes uur ’s avonds in de weer geweest voor die fiets) kostbare studietijd en moet ik vijfentwintig euro betalen. Alsof de schrik en paniek van de fietsverdwijning op zich niet al genoeg straf was! Nee – als ik daar aankwam, dan zou ik…
            Ik kwam aan bij het fietsendepot dat ergens, voor mijn gevoel althans, in the middle of nowhere stond en zag daar een stel hardwerkende mensen die zojuist al van een andere dame te horen kregen dat ze een aanklacht zou indienen. Ik slaakte een zucht en sloot achteraan in de rij, maar werd algauw geholpen. Toen ik vervolgens mijn geliefde fietsje tussen al die rijen fietsen zag staan, was ik allang blij dat ik ‘m gevonden had en besloot ik mijn avontuur van vandaag aan mijn huisgenoten te vertellen en er een eenvoudig blogje van te maken voor vandaag (ik moet per slot van rekening mijn vier uur studietijd nog inhalen).

            O, er was ook nog iets bijzonders gebeurd vandaag: mijn nieuwe parfumflesje dreigde kapot te vallen op de grond nadat ik het met mijn slaperige hoofd aan de dop had opgetild, maar – vraag me niet hoe – ik wist het in een reflex op te vangen! Verder was mijn dag vrij normaal. Een hoop ootmoed na de val zeg maar, niks bijzonders.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten