Woedend was ik. Ik was even helemaal klaar
met alles en iedereen vanmiddag. Ik kwam terug van een verschrikkelijk
vervelend hertentamen – waarvan ik nu vrees dat ik ‘m opnieuw niet gehaald heb –
en wilde mijn fiets pakken en zo snel mogelijk naar huis gaan om voor het
tweede hertentamen te leren. Fiets weg. Ik ben wel vijf keer heen en weer
gelopen langs de plek waar ik toch echt zeker wist dat hij zou moeten staan.
Maar hij stond er niet.
Gestolen. Was het eerste wat er in
mij opkwam. Hij is vast gestolen! Ik had hem dan wel op het extra slot gezet,
maar dat zegt niks. In mijn wanhoop begin ik tegen de eerste de beste
vreemdeling te praten die zijn fiets neerzet in de buurt van waar mijn fiets
spoorloos verdwenen was. “Mijn fiets is weg”, verzuchtte ik, “hij is gestolen
denk ik.” Ik weet nog steeds niet waarom ik zomaar ineens tegen een vreemde
begon te praten, maar achteraf ben ik blij dat ik het heb gedaan. De man wees
terwijl hij zijn fiets op slot zette op een bord een eindje van de plek waar ik
die middag in alle haast (ik wilde snel naar de plek waar ik mijn tentamens zou
hebben, zodat ik nog eventjes last-minute wat dingetjes in mijn hoofd kon
stampen waar ik nog niet zeker van was) mijn geliefde fiets had neergezet. Het
bord gaf aan dat het verboden was om je fiets te parkeren op het plein. Ik keek
van het bord naar de man die zojuist zijn fiets in hetzelfde gebied zette als
waar de mijne was verdwenen. Terwijl hij het extra slot vastmaakte aan het
voorwiel van zijn fiets, zei hij dat mijn fiets waarschijnlijk door de gemeente
is weggehaald en dat ik het eventueel kon navragen op het treinstation vlakbij,
omdat ze het daar wel gezien zouden hebben.
Ik liep naar het station en sprak
daar, na erachter te zijn gekomen dat de mensen naar wie de man mij verwees van
niets wisten, met een stel beveiligers die me vertelden dat ik het nummer op
het bord waar de man me eerder op wees, moest bellen en dat ze me bij de
gemeente dan verder zouden helpen. In mijn blinde paniek was me het nummer
onderaan het bord nog niet opgevallen, maar toen ik terug naar het bord liep,
zag ik inderdaad een verkort telefoonnummer staan. Ik belde met inmiddels
ijskoude vingers naar de gemeente die me een telefoonnummer en adres van het
fietsendepot gaven waar mijn fiets vermoedelijk zou staan. Ik draaide dat
nummer en kreeg te horen dat het tijdelijk niet te bereiken was. Langzaam begon
de woede op te borrelen. Als ze dan stiekem mijn fiets weghalen terwijl ik mijn
tentamens maak, laten ze dan in elk geval zorgen dat ze bereikbaar zijn buiten
de reguliere pauzetijden, zodat ik diefstal in elk geval kan uitsluiten.
Omdat ik liever niet compleet wilde
bevriezen of wilde riskeren om ruim een halfuur voor niks naar het fietsendepot
te lopen (ik dacht per slot van rekening dat ze misschien wel gesloten waren en
daarom niet te bereiken waren per telefoon). Ging ik met de tram naar huis
(gelukkig was ik die middag nog wel zo snugger om voor de zekerheid mijn ov-chipkaart
bij me te steken).
Eenmaal aangekomen op mijn kamer,
probeerde ik opnieuw het fietsdepot te bellen. Dit keer (het was inmiddels
bijna vier uur) werd er opgenomen. Uit het gesprek bleek dat mijn fiets
inderdaad door de gemeente was weggehaald en dat ik een boete van vijfentwintig
euro moest betalen voor het verkeerd plaatsen van mijn fiets. In de eerste
instantie was ik opgelucht dat mijn fiets in ieder geval terecht was. Maar
terwijl ik naar de bushalte liep om de zoveelste reis (ik was uiteindelijk ruim
driekwartier onderweg naar het depot) te maken van die dag, voelde ik de woede
in mij opborrelen. Waarom moesten ze nou net mijn fiets hebben? Nu moest ik al
die moeite doen, verlies ik uren (ik ben van halfdrie ’s middags tot
uiteindelijk zes uur ’s avonds in de weer geweest voor die fiets) kostbare
studietijd en moet ik vijfentwintig euro betalen. Alsof de schrik en paniek van
de fietsverdwijning op zich niet al genoeg straf was! Nee – als ik daar
aankwam, dan zou ik…
Ik kwam aan bij het fietsendepot dat
ergens, voor mijn gevoel althans, in the middle of nowhere stond en zag daar
een stel hardwerkende mensen die zojuist al van een andere dame te horen kregen
dat ze een aanklacht zou indienen. Ik slaakte een zucht en sloot achteraan in
de rij, maar werd algauw geholpen. Toen ik vervolgens mijn geliefde fietsje
tussen al die rijen fietsen zag staan, was ik allang blij dat ik ‘m gevonden
had en besloot ik mijn avontuur van vandaag aan mijn huisgenoten te vertellen
en er een eenvoudig blogje van te maken voor vandaag (ik moet per slot van
rekening mijn vier uur studietijd nog inhalen).
O, er was ook nog iets bijzonders
gebeurd vandaag: mijn nieuwe parfumflesje dreigde kapot te vallen op de grond
nadat ik het met mijn slaperige hoofd aan de dop had opgetild, maar – vraag me
niet hoe – ik wist het in een reflex op te vangen! Verder was mijn dag vrij
normaal. Een hoop ootmoed na de val zeg maar, niks bijzonders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten